Beschouwingen 2012

Citylights

Luc Martens.
ere Burgemeester van Roeselare
gewezen Vlaams Minister van Cultuur

“Over de stad kun je op twee manieren praten: zeggen dat er vier aluminiumtorens boven de stadsmuren oprijzen en zeven poorten flankeren met een ophaalbrug over de gracht waarvan het water vier groene kanalen vult die de stad doorkruisen en haar in negen wijken verdelen van ieder driehonderd huizen en zevenhonderd schoorstenen… Ofwel, net als de kameeldrijver die me hierheen bracht, zeggen: “Ik kwam er in mijn prille jeugd aan, op een morgen, veel mensen liepen snel door de straten in de richting van de markt, de vrouwen hadden mooie tanden en keken je recht aan, drie soldaten speelden clarino op een podium, overal om je heen draaiden er wielen en wapperden er kleurige opschriften. Voordien kende ik slechts de woestijn en de karavaanroutes. Die morgen in Dorothea voelde ik dat ik alle goeds dat het leven te bieden heeft kon verwachten.” 
(Italo Calvino, De onzichtbare Steden)
Italo Calvino toont ons de twee gezichten van de stad. Met de levendigheid van de markt, de aanblik van vrouwen, en ook nog wat muzikanten en publicitair spektakel raakt hij ons hart. Maar de stad is ook een bebouwde omgeving, een door toren en muren en poorten getekende ruimte. De ene benadering is sociologisch, cultureel en economisch, de andere is ruimtelijk, architecturaal, planmatig. 

Men kan inderdaad langs twee sporen de stad benaderen: er is enerzijds dat van de stedelijkheid, de ‘soft city’ enerzijds, en er is anderzijds de ‘stadsheid’, de materiële stad.
Soms zou het kunnen lijken dat de ene van de andere niet weet. Toch kunnen en moeten we beide met mekaar te verbinden, verzoenen en laten vervloeien. De stad is dan het decor waartegen of het podium waarop mensen – alleen en samen – een zinvol bestaan trachten te beleven.
Deze benadering wortelt in het inzicht dat de stad moet gezien worden als een Gestalt: ‘the trees and the forest together’. De straat én het huis én de mensen, met hun doen en laten en met de speling van kleuren en licht. Want in feite is de stad ‘a sensory, emotional, lived experience’. Dat inwendige mindscape bepaalt of we als bewoner of bezoeker een plek fijn vinden of onaangenaam, er graag verblijven of er liever zouden uit wegvluchten. Het bepaalt of de stad herbergzaam en gastvrij is voor de kunstenaar – muzikant, dichter, beeldhouwer of schilder, theaterman, … – dan wel zich alleen of toch minstens eerder aanbiedt als een werkplek voor de handelaar of bedrijfsleider, de stadsplanner, de urbanist, de bouwheer en ondernemer, de dienstverlener die de stad doorkruist en nerveus aanschuift in al te lange files. 

In het werk van Carl Soete zijn onmiskenbaar beide aanwezig.
Hij is professioneel actief en sterk gewaardeerd als grafisch ontwerper. Per definitie hanteert en ‘manipuleert’ hij beroepshalve vormen en kleuren. De pictogrammen en symbolen die hij zo ontwerpt stelt hij in functie van de creatie van naambekendheid, van het wegwijs maken van mensen, van het benadrukken van de identiteit van een persoon of een organisatie, een vereniging, een instelling of een bedrijf. Doelgerichtheid en functionaliteit staan hierbij onvermijdelijk voorop. 
Zijn schilderwerk droeg er aanvankelijk ook sterk de sporen van. Hij schilderde enkel de tekens op zich. Pictogrammen, symbolen die hij uit zijn leefwereld als grafisch ontwerper voortdurend tegenkwam [ Tekens – 1994 ] combineerde hij naderhand met situaties [ Tekens worden Taal – 1997].
Na een reis naar India combineerde hij die tekens – symbool voor het westen – met situaties die hij zag in India [ Voorbij het Oosten – 2003 ].

De recente reeks schilderijen gaat ook over tekens, maar die zijn niet meer nadrukkelijk aanwezig. Ze zijn eerder onderliggend, abstract als uiting van een gebundelde concreetheid. En precies daarom zijn ze des te meer belangrijk.
De stad is voor Carl Soete een speeltuin aan tekens, symbolen, vormen en kleuren. Het samenspel van dit alles geeft een algemene kleurige en dynamische sfeer. Zonder die tekens zou de stad echt grauw en grijs zijn. Zich manifesteren als een versteende en inerte massa. Maar wie op ontdekkingstocht gaat door zijn werk ziet een soort patchwork, een mengelmoes, een hevig vuurwerk van kleurigheid in een eindeloze variëteit van vormen. Zijn schilderwerken zijn een farandole van kleuren en vormen. Ze gloeien en gonzen. Ze barsten open van energie. Ze vertolken de dynamiek en de levendigheid van de stad in een sliert van wat de koplampen van aan- en afrijdende en kruisende wagens zouden kunnen zijn. Of het felle licht van reclamepanelen die de bovenhand halen op de oplichtende vensters en straten rondom. Het is het licht van het vroege ochtendgloren of van de avondgloed of van de drukke bezigheid over dag. Kleur en licht vertolken een onbenoembare levensstroom, waarvan de kracht zijn bevestiging krijgt in het sterke verzadigde verfpalet. Zijn levendige kleuren bezetten in krachtige strepen of brede stippen de ruimte, zonder die wanordelijk aan zich over te laten. Neen, er is een subtiele ordening waarbij kleurige vormen zich met mekaar verbinden en clusters vormen van stedelijk leven. Het licht van de stad is gelaagd en geladen. Het trekt magnetisch aan.

Voor Carl Soete is dit alles pure poëzie. 
Het is geen poëzie van de stadsdichter die wil inbreken in de zakelijkheid van het steedse bestaan. Het is geen poëzie die voortvloeit uit een verzet tegen de drukte die de overhand haalt. Het is geen poëzie die roept om een ander bestaan. Geen poëzie ook die zich wentelt in nostalgie. Het is poëzie die opbruist uit de kracht en de levendigheid van de stad zelf met haar beweeglijkheid en veelheid. Het gaat om poëzie als kleurrijke emotie. Poëzie die voortvloeit uit de ervaring van een stedelijk ‘ambiente’, die bekoort of kwetst, raakt en ontroert, boeit, bindt en verbindt. Het is een poëzie die haar kracht niet put uit de klank en het ritme van letters, woorden en lettergrepen. Maar ze haalt haar fascinatie uit het licht- en kleurspel dat onze blik vasthoudt. Meer zelfs, ons aan- en binnenzuigt om de achterliggende ervaring en emotie te vatten en die te interpreteren tot begrip van de andere(n) en finaal ook wel van onszelf. 
In de schilderijen van Carl Soete vinden we de sporen van een abstraherend expressionisme. De picturale en vormelijke rijkdom activeren onze blik. Hij is gevat én bewogen door de naast en door mekaar flitsende lijnen en punten. Onze blik probeert het ‘verhaal’ te ontcijferen. We proberen moeizaam het geheel te aanschouwen en de harmonie te zien. Kortom, zijn schilderijen doen ons ‘werken’. Wie dit werk weigert banaliseert de schilderijen tot kleurige decoratie. Wie het werk opneemt ontdekt diepgang en ruimtelijkheid en vindt finaal rust op het punt waar wij ons zonder verzet toevertrouwen aan de levensstroom die door de schilderijen heen schuift.

Luc Martens,
ere Burgemeester van Roeselare
gewezen Vlaams Minister van Cultuur

Scroll naar boven